EINDHOVEN - De rechtbank Oost-Brabant heeft twee mannen (45 en 52 jaar) en een vrouw (40 jaar) uit Eindhoven en een 33-jarige vrouw uit Hongarije vrijgesproken van uitbuiting bij een autowasserette. De vrouwen krijgen wel een taakstraf voor valsheid in geschrifte.


Van april 2015 tot en met maart 2017 waren de verdachten in verschillende rollen betrokken bij een autowasserette in Eindhoven. Meerdere slachtoffers werkten in die periode minstens 6 dagen per week bij het bedrijf. Zij werkten vaak langer dan 8 uur per dag en moesten met de hand auto’s wassen met middelen die door de werkgever werden verstrekt.

Ongeacht het aantal uren dat de slachtoffers werkten, kregen zij een dagloon van maximaal 35 euro, een beloning ver onder het wettelijk verplichte minimumloon. Dat dagloon kregen zij maandelijks contant uitbetaald. Daarbij werd een bedrag voor huisvesting (250 euro) ingehouden. Bij ziekte kregen de slachtoffers niet doorbetaald. Zij ontvingen geen vakantiegeld en overuren.

Geen uitbuitingssituatie

De rechtbank oordeelt dat de arbeidsomstandigheden waarin de slachtoffers werkten slecht en maatschappelijk onaanvaardbaar waren. De autowasserette is als werkgever tekort geschoten in het scheppen van een fatsoenlijk, veilig werkklimaat. Toch kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat er vaker dan incidenteel sprake was van extreem lange werkdagen en een extreem lange werkweek.

Verder kan de rechtbank niet vaststellen dat de slachtoffers soms wekenlang achter elkaar moesten werken zonder enige vrije dag. Op basis van notitieboekjes van de 33-jarige verdachte, waarin werd bijgehouden hoeveel werknemers maandelijks kregen uitbetaald, blijkt dat de slachtoffers gemiddeld 25-26 dagen per maand werkten. Dat betekent weliswaar dat ze weinig, maar toch enige vrije dagen hadden.

Bovendien was het aan de slachtoffers, voordat ze bij de autowasserij gingen werken, duidelijk gemaakt dat zij 6 dagen per week moesten werken van 09.00 tot 20.00 uur voor een dagloon van eerst 30 euro en daarna 35 euro. Ook kan de rechtbank niet vaststellen of de middelen waarmee de slachtoffers moesten werken bijtende/gevaarlijke stoffen waren.

Valsheid in geschrifte

De rechtbank ziet in het dossier wel terug dat de vrouwelijke verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan valsheid in geschrifte. Gedurende een periode van meer dan 2 jaar hebben zij valse arbeidsovereenkomsten en salarisstroken opgemaakt om zo de schijn op te houden van een legale arbeidsconstructie. In de praktijk was daarvan echter geen sprake.

Al met al kan de rechtbank dus niet vaststellen dat er sprake is geweest van uitbuiting of een uitbuitingssituatie. Dat er sprake was van zeer slecht werkgeverschap is niet voldoende om uitbuiting te kunnen vaststellen. De rechtbank spreekt de verdachten daarvan vrij. De 40-jarige verdachte krijgt een taakstraf van 180 uur en de 33-jarige verdachte krijgt een taakstraf van 150 uur voor valsheid in geschrifte.