SON EN BREUGEL - De rechtbank Oost-Brabant heeft de natuurvergunning van een destructiebedrijf uit Son en Breugel vernietigd. De vergunning is in strijd met de Europese Habitatrichtlijn. De provincie krijgt 6 maanden de tijd om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van het bedrijf.


Het destructiebedrijf verwerkt dierlijk restmateriaal en dode dieren, onder andere in verbrandingsinstallaties. In januari 2020 diende het bedrijf een aanvraag in voor een vergunning waarmee zij onder andere een thermische naverbrander en een nieuwe, ter vervanging van de oude, biogasmotor willen realiseren. De provincie verleende die natuurvergunning in oktober 2020.

Bij de vergunningverlening heeft de provincie de aanvraag vergeleken met een eerdere natuurvergunning uit 2017. Deze vergunning was verleend met het Programma Aanpak Stikstof (PAS). Deze PAS-vergunning bood ruimte voor een grotere stikstofuitstoot dan het bedrijf feitelijk uitstootte. Verschillende (Brabantse) natuurorganisaties zijn het niet eens met de verlening van de nieuwe natuurvergunning en stapten naar de rechter.

Vetmotor en WKC-installatie

In de verleende vergunning van 2020 hield de provincie er rekening mee dat een eerder vergunde vetmotor en een Warmte Kracht Centrale (WKC)-installatie niet zijn gerealiseerd. Deze beide onderdelen zijn wel vergund in de PAS-vergunning uit 2017.

De rechtbank is van oordeel dat de provincie niet zomaar met deze onderdelen mocht salderen omdat beide onderdelen in de eerdere PAS vergunning niet passend zijn beoordeeld. De rechtbank kan niet vaststellen of beide onderdelen in het verleden (voor de PAS vergunning al wel passend zijn beoordeeld. Mede daarom is de vergunning volgens de rechtbank verleend in strijd met de Habitatrichtlijn en wordt de vergunning vernietigd.

Een nieuw besluit

De rechtbank is er mee bekend dat de provincie hoger beroep heeft ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank over de Amercentrale (linkje maken naar onze pvs). In de uitspraak over het destructiebedrijf komt de rechtbank tot dezelfde conclusie als in de uitspraak over de Amercentrale. De rechtbank geeft de provincie daarom geen herstelmogelijkheid maar draagt de rechtbank de provincie op om binnen 6 maanden na deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van het bedrijf.

In de uitspraak geeft de rechtbank aan wanneer er wel en wanneer er niet mag worden gesaldeerd.